Toneelvereniging Vondel vertolkt Dagboek van Anne Frank
Gezien: Het dagboek van Anne Frank door toneelvereniging Vondel
Regie: Ingrid Kluft
Dorpshuis De Zwaan, 10 mei 2015
Dit is een verhaal dat verteld moet blijven worden.
Toneelvereniging Vondel nam haar publiek de afgelopen weekenden mee naar het achterhuis in Amsterdam tussen 6 juli 1942 en 4 augustus 1944.
Vanaf de ingang van Dorpshuis de Zwaan in Uitgeest is meteen de toon gezet. Van jong tot oud, crew, cast en publiek; iedereen in de zaal weet immers van tevoren hoe dit stuk zal aflopen en het is aan de sfeer te voelen.
Het ruime podium lijkt te klein voor alle bedden, die in eht achterhuis bij elkaar moeten passen. Toch staan ze er allmeaal in: beklemmend, bedrukkend, frustrerend. Het sobere licht, de posters die Anne en Peter aan de muren hangen, de lampen, de kasten en de tafel; ze passen allen in het tijdsbeeld en het verhaal.
Bij de opkomst van Otto Frank- gespeeld door Rob Heemskerk- valt de zaal stil. Met authentieke emotie stuurt hij een golf van verdriet door de zaal. En dan: voor ieders ogen ontvouwt zich een bekend verhaal. Er is geen ontkomen aan.
De ontwapende jonge Anne Frank – uitmuntend vertolkt door Babs den Butter- verovert alle aanwezige harten. Haar zusje Margo ( Manon Lensen) is stil, slim en braaf en zorgt er- met de weinige woorden, die ze zegt – voor dat je precies weet wie ze is. Dat is vooral te danken aan het mooie, rustige , maar zo geloofwaardige spel dat zowel zij als moeder Edith (Tecla Jansen) zich bijna als vanzelf eigen hebben gemaakt. De heer en mevrouw van Daan (Patrick Verdiesen en Gerda Pie) en tandarts Dussel (Steven van der Meer) zorgen met hun lichte stereotype spel af en toe voor een komische noot met een schrijnende nasmaak bij het besef dat deze scenes ooit realiteit waren.
De kleine rollen voor de helden Heer Kraler ( Ruud Klok) en Miep Gies ( Wendy Koper) zijn voelbaar aanwezig. In de dialogen worden zij steeds genoemd zodat men niet zou vergeten hoeveel deze mensen voor de bewoners van het achterhuis doen.
En dan Peter, de onhandige jongen zoon van de Van Daans. Vertolkt door Robin Kollaard, die ondanks de af en toe wegvallende stukjes tekst oprecht stuntelig overkomt. In de ontluikende verliefdheid van deze jongen pubers zou je in de schattige dialogen – het spel van twee kinderen die voor het eerst over liefde praten – haast vergeten op welke plek en in welke tijd het zich afspeelt.
Babs den Butter is in staat om iedereen een glimlach op het gezicht te toveren. Het is herkenbaar voor iedereen die jong is geweest. Schattig, ongemakkelijk en tijdloos. Een zo universeel gegeven, zo klein en prachtig uitgespeeld, in een zo hopeloze situatie.
De lat voor amateurtoneel hoog gelegd
Regisseuse Ingrid Kluft legt met dit stuk de lat voor het amateurtoneel heel hoog. Zonder dat het opvalt verspringt, verzacht en verandert het licht op exact de juiste momenten. De indeling is logisch, waardoor het spel vanzelf gaat. Alle acht bewoners van het achterhuis zijn het hele stuk op het toneel. Hoewel dit logisch en als vanzelf allemaal in elkaar lijkt te passen is met zekerheid te zeggen dat elk boek dat opengeslagen wordt, elke stille ruzie op de bovenkamer, elke aardappel die geschild wordt, geregisseerd is . Een ongelofelijke knappe prestatie. Terwijl het verhaal zich ontvouwt, waant het publiek zich erbij, daar op de steeds krapper wordende bovenkamer. Bij de ruzies, de frustraties, de angst voor verraad, de opluchting bij nieuws over de geallieerden, het vieren van Chanoeka. “We begrijpen het allemaal”, denken we. We kennen deze mensen al van het dagboek, maar nu zien we ze echt voor ons. En als het einde nadert, stijgt de spanning in de zaal voelbaar. We willen dat het anders gaat, dat het niet zo loopt zoals we verwachten. We kijken mee, leven mee, huilen mee met die lieve, onbaatzuchtige Otto Frank die zijn gezin en zoveel mogelijk anderen bij elkaar probeert te houden tot het einde. Dat onvermijdelijke einde.
Desiree de Waal